"train" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the train	de trein
	Where does this train go?	Waar gaat deze trein heen?
	train station	treinstation
	Where is the train to London?	Waar is de trein naar Londen?
	When will this train arrive in Brussels?	Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
	train journey	treinreis
	We happened to be on the same train.	We zaten toevallig in dezelfde trein.
	The train is arriving soon.	De trein is in aantocht.
	Does this train stop in Brussels?	Stopt deze trein in Brussel?
	They cycled there and took the train back.	Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
	When does the train for Brussels leave?	Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?
	Mary slept on the train.	Mary sliep op de trein.
	train conductor	treinbegeleider
	then we take the train to London	daarna nemen we de trein naar Londen
	The front axle of the train went off the rails.	De voorste wielas van de trein raakte naast de sporen.
	You’ll get there in time, so long as you don’t miss the train.	Je zult er op tijd aankomen, zolang je tenminste de trein niet mist.