Verbs (infinitives) 13 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to stab (long form)	te steken
	to vibrate (long form)	te trillen
	to enjoy (long form)	te genieten
	to bore (long form)	te vervelen
	lunching	aan het lunchen
	I want to enjoy it.	Ik wil ervan genieten.
	cut and paste	knippen en plakken
	Can you change some money?	Kan u geld wisselen?
	to make fun of something	de draak steken met iets
	Where can I get money changed?	Waar kan ik geld wisselen?
	but we don’t care	maar dat kan ons niet schelen
	Tom and Mary don’t often eat lunch together.	Tom en Mary lunchen niet vaak samen.
	Life is short, you have to enjoy it!	Het leven is kort, je moet er van genieten.
	We have lunch at around three o’clock in the afternoon.	Omstreeks drie uur in de middag gaan we lunchen.
	We shouldn’t make fun of him so often.	We zouden niet zo vaak de draak met hem moeten steken.
	Can you arch your back, or purr, or throw out sparks?	Kun je een hoge rug zetten en spinnen en maken, dat er vonken uit je lijf komen?