Verbs (infinitives) 47 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to drag (long form)	te verslepen
	to itch	te kriebelen
	to have a cold	verkouden zijn
	to subscribe to	zich abonneren op
	Are you going to throw that away?	Ga je dat weggooien?
	Can I have breakfast in my room?	Kan ik in mijn kamer ontbijten?
	I have to go back and visit my family.	Ik moet teruggaan en mijn familie bezoeken.
	According to a study by Stanford University windmills can brave wind speeds of up to 180 km/h.	Volgens een onderzoek van de universiteit van Stanford kunnen windmolens windsnelheden tot 180 km/uur trotseren.
	The first exit polls last night did fear the worst.	De eerste exitpolls gisteravond deden het ergste vermoeden.
	I pledge to be a president who seeks not to divide, but to unify.	Ik beloof een president te zijn die niet wil verdelen, maar verenigen.