Verbs (Present tense, 1st person singular) 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m not paying for this.	Hiervoor betaal ik niet.
	proof of payment	betaalbewijs
	payment order	betaalopdracht
	Yes, I speak English.	Ja, ik spreek Engels.
	I can’t speak Dutch.	Ik spreek geen Nederlands.
	I speak some French.	Ik spreek een beetje Frans.
	I don’t speak Dutch very well.	Ik spreek niet zo goed Nederlands.
	Leave that behind and teach your other children to swim!	Laat dat maar liggen, en leer je andere kinderen liever zwemmen!
	I like to work.	Ik werk graag.
	delivery vans	bestelwagens
	I’m not working today.	Ik werk vandaag niet.
	I’m contemplating doing that.	Ik overweeg dat te doen.
	Please consider it.	Overweeg het alsjeblieft.
	I’m thinking of going to Australia.	Ik overweeg naar Australië te gaan.
	I’ll assist you.	Ik help je.
	greeting card	wenskaart
	Put it down somewhere.	Leg het ergens neer.
	Someone help me.	Iemand, help me even.
	Please help me!	Help me alstublieft!
	I like helping people.	Ik help graag mensen.