Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He tripped over his own feet.	Hij is gestruikeld over zijn eigen voeten.
	She worked her fingers to the bone.	Zij heeft zich uit de naad gewerkt.
	Nitrogen is important for food production.	Stikstof is belangrijk voor de voedselproductie.
	The doctor advised me not to consume too much sugar.	De dokter heeft me afgeraden om te veel suiker te eten.
	By the way, the owner of this restaurant is a friend of mine.	De eigenaar van dit restaurant is trouwens een vriend van me.
	Let me get straight to the point.	Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen.
	it defies	het tart
	consists of	bestaat uit
	he is approaching	hij nadert
	Tom is conscious.	Tom is bewust.
	Lunch is ready.	Lunch is klaar.
	My neck hurts.	Mijn nek doet pijn.
	He is a fool.	Hij is een dwaas.
	It's almost eleven o'clock.	Het is bijna elf uur.
	The frame is red.	Het kader is rood.
	He’s a fast walker.	Hij kan snel lopen.
	Winter is approaching.	De winter nadert.
	You sing beautifully.	Je zingt prachtig.
	He’s always busy.	Hij is altijd bezig.
	Tom is very healthy.	Tom is heel gezond.