Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He depends on her.	Hij is van haar afhankelijk.
	Tom is a dependable person.	Tom is een afhankelijk persoon.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.
	No one ever taught me something like that.	Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
	He is dependent on his father.	Hij is afhankelijk van zijn vader.
	What’s your phone number?	Wat is je telefoonnummer?
	Is Tom conscious?	Is Tom bij bewustzijn?
	Tom’s conscious.	Tom is bij bewustzijn.
	He has not yet recovered consciousness.	Hij is nog niet bij bewustzijn gekomen.
	She does not want to be dependent on her parents.	Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
	You shouldn’t depend on others too much.	U moet niet te veel van anderen afhankelijk zijn.
	Tom has regained consciousness.	Tom is weer bij bewustzijn gekomen.
	Tom still hasn’t regained consciousness.	Tom is nog steeds niet bij bewustzijn.
	Tom is the only one in our group who knows how to start a fire without matches.	Tom is de enige in onze groep die weet hoe hij vuur moet maken zonder lucifers.
	he becomes	hij wordt
	What’s their purpose?	Wat is hun doel?
	the class begins	de les begint
	There’s no proof.	Er is geen bewijs.
	I can do this alone.	Ik kan dit alleen.
	Is your father a doctor?	Is je vader dokter?