Weather 3 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to blow (long form)	te waaien
	the sunshine	de zonneschijn
	the snowflakes	de sneeuwvlokken
	The moon shines at night.	De maan schijnt ’s nachts.
	Every cloud has a silver lining.	Achter de wolken schijnt de zon.
	Agreed, as long as the wind doesn’t start blowing.	Akkoord, zolang het niet begint te waaien.
	It seems as though we have a mole in our midst.	Het schijnt dat we een mol in ons midden hebben.
	the fog	de mist
	the showers	de buien
	the hurricane	de orkaan
	a hurricane	een orkaan
	It is freezing.	Het vriest.
	It’s freezing here.	Het vriest hier.
	The lake seemed to be cold.	Het meer leek wel kil.
	till the sunshine came into the room through the open door	daar drong de zonneschijn in het huisje door
	I wish you a lot of warmth in chilly grey days.	Ik wens je wat warmte in kil-grijze dagen.
	But now she became colder, but she didn't dare to go home.	Maar nu werd zij nog kouder, en naar huis durfde zij niet.