"“Well there, how are you?” an old duck asked, who came to visit her." Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a	een
	it	het
	so	zo
	her	haar
	how	hoe
	well	wel
	once	eens
	who (conjunction)	die
	old (long form)	oude
	goes (2nd or 3rd person singular)	gaat
	came (past tense; singular)	kwam
	duck	eend
	asked	vroeg
	to bring	brengen
	visit (noun)	bezoek
	“Well there, how are you?” an old duck asked, who came to visit her.	“Wel zo, hoe gaat het?” vroeg een oude eend, die haar eens een bezoek kwam brengen.