Understand spoken Dutch

Recent Additions

Recording English Dutch Time ago created Learn
Do you eat apples or bananas? Eet je appels of bananen? 2 months ago
this banana deze banaan 2 months ago
this book dit boek 2 months ago
I want a banana. Ik wil een banaan. 2 months ago
I am eating my apple. Ik eet mijn appel. 2 months ago
I want your book, please. Ik wil je boek alsjeblieft. 2 months ago
Why do you want his apple and his banana? Waarom wil je zijn appel en zijn banaan? 2 months ago
I am happy. Ik ben blij. 2 months ago
He is happy. Hij is blij. 2 months ago
Why do you want this dog? Waarom wil je deze hond? 2 months ago
This library has a lot of books, and I read books. Deze bibliotheek heeft veel boeken en ik lees boeken. 2 months ago
This book is red. Dit boek is rood. 2 months ago
Why is this banana red? Waarom is deze bananen rood? 2 months ago
It’s for her. Het is voor haar. 2 months ago
Why are you in the restaurant and not in the library? Waarom ben je in het restaurant en niet in de bibliotheek? 2 months ago
The books in the library are blue, not red. De boeken in de bibliotheek zijn blauw, niet rood. 2 months ago
And why not? En waarom niet? 2 months ago
tasty (feminine singular) smaakvol 2 months ago
This water is tasty. Dit water is lekker. 2 months ago
Do you want the water? Yes, please. Wil je het water? Ja, alstublieft. 2 months ago
I am going to the library to read books. Ik ga naar de bibliotheek om boeken te lezen. 2 months ago
I want to read with my family. Ik wil met mijn familie lezen. 2 months ago
The family wants the cheese. De familie wil de kaas. 2 months ago
I don’t have a family. Ik heb geen gezin. 2 months ago
The man wants the hamburger with cheese, apples and bananas. De man wil de hamburger met kaas, appels en bananen. 2 months ago
The dog doesn’t want the hamburger with cheese. De hond wil de hamburger niet met kaas. 2 months ago
Do you want to sleep now? Wil je nu slapen? 2 months ago
Why now? Waarom nu? 2 months ago
I will sleep now. Ik zal nu slapen. 2 months ago
with you met jou 2 months ago
She wants to eat with you. Ze wil met je eten. 2 months ago
I don’t know if I want to eat with you. Ik weet niet of ik met je wil eten. 2 months ago
It’s not important. Het is niet belangrijk. 2 months ago
How is everything? Hoe is alles? 2 months ago
french language Franse taal 2 months ago
He speaks French. Hij spreekt Frans. 2 months ago
He eats a lot. Hij eet veel. 2 months ago
I can't smoke. Ik kan niet roken. 2 months ago
I am from the United States. Ik kom uit de Verenigde Staten. 2 months ago
I am a citizen from the United States. Ik ben een burger uit de Verenigde Staten. 2 months ago