Dutch-English Dictionary - A

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1113) C (198) D (3919) E (1455) F (202) G (918) H (2205) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (719) N (386) O (793) P (523) Q (2) R (383) S (1093) T (1082) U (193) V (1253) W (1129) X (3) Y (88) Z (914)

Dutch	English	Learn
aan het worden	becoming	Learn
aan het zetten	making	Learn
Aan wie heb je het boek gegeven?	Who did you give the book to?	Learn
Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?	Who did Tom sell his farm to?	Learn
Aan wiens kant sta je?	Whose side are you on?	Learn
aanbelangen	to concern	Learn
aanbesteding	tender (work at a stated price)	Learn
aanbestedingen	tenders	Learn
aanbetaling	deposit	Learn
aanbevelen	to recommend	Learn
aanbeveling	recommendation	Learn
aanbevelingen	recommendations	Learn
aanbid	adore (1st person singular)	Learn
aanbidden	to worship	Learn
aanbidden	worship (plural)	Learn
aanbidder	admirer	Learn
aanbieden	to offer	Learn
aanbieding	offer	Learn
aanbod	offer	Learn
aandacht	attention	Learn
Aandacht is het cognitief proces van zich selectief richten op één aspect van de omgeving, terwijl andere aspecten worden genegeerd.	Attention is the cognitive process of selectively targeting one aspect of the environment, while other aspects are ignored.	Learn
aandeel	share	Learn
aandelen	stocks	Learn
aandelenbeurs	exchange	Learn
aandoen	to cause; to put on	Learn
aandoening	condition	Learn
aandoeningen	diseases	Learn
aandringen	to insist	Learn
aandringen op	to insist on	Learn
aanduiden	to indicate	Learn
aanduidingen	indications	Learn
aangedreven	powered	Learn
aangedrongen	insisted	Learn
aangeduid	designated	Learn
aangegrepen	affected	Learn
aangehad	had on	Learn