Dutch-English Dictionary - A

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1114) C (198) D (3920) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (719) N (386) O (793) P (523) Q (2) R (383) S (1094) T (1082) U (193) V (1253) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)

Dutch	English	Learn
Als je het wil proberen, ga je gang en probeer het.	If you want to try it, go ahead and try it.	Learn
Als je niet oplet, krijg je nog een boete.	If you don’t watch out, you’ll get another fine.	Learn
Als twee (of meer) woorden samen één nieuw woord vormen, heet dat een samenstelling.	When two (or more) words together form one new word, it is called a compound.	Learn
Als we maar een tuin hadden!	If only we had a garden!	Learn
alsjeblieft	please (informal)	Learn
alsmaar	increasingly	Learn
alsof	as if	Learn
alstublieft	please	Learn
alternatief	alternative	Learn
alternatieven	alternatives	Learn
altijd	always	Learn
altijd	at all times	Learn
Altijd was er iets, dat niet geheel in de haak was.	There was always something that was a bit not quite right.	Learn
alvorens	before; previous to	Learn
alvorens uw profiel voor te stellen aan de klant	before proposing your profile to the customer	Learn
alweer	again	Learn
alweer aan het werk	back to work	Learn
amateurs	amateurs	Learn
ambacht	craft	Learn
ambassade	embassy	Learn
ambassadeur	ambassador	Learn
Ambassadeur noemt president onbekwaam	Ambassador calls president incompetent	Learn
ambieerde	aspired	Learn
ambitieus	ambitious	Learn
ambitieuze	ambitious (long form)	Learn
ambtenaar	officer	Learn
ambtenaren	officials	Learn
ambtgenoot	colleague	Learn
Amerika	America	Learn
Amerika heeft vijanden.	America has enemies.	Learn
Amerika is prachtig.	America is beautiful.	Learn
amerikaans	American	Learn
Amerikaanse	American (long form)	Learn
amfitheater	amphitheater	Learn
ammoniak	ammonia	Learn
Amnesty	Amnesty	Learn