Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1114) C (198) D (3921) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (718) N (386) O (794) P (523) Q (2) R (383) S (1093) T (1081) U (193) V (1252) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)
Dutch Recording English Learn
de dreun
the thump
de driehoek
the triangle
de drijfveer
the motive
de drijfveer
the driving force
de droefenis
the sadness
de droom
the dream
de drop
the liquorice
de drug
the drug
de drugs
the drugs
de druif
the grape
de druiven
the grapes
de druppel
the drop
de druppels
the drops
de duffe grijze dinsdag
the dull grey Tuesday
de duif
the pigeon
de duisternis
the darkness
de dure laptop
the expensive laptop
de dwaasheden
the nonsense
De dwaze jongen sprong van de hoge duikplank.
The foolish boy jumped from the high diving board.
de dwerg
the dwarf
de dwergen
the dwarfs
de echtgenoot
the husband
de echtgenote
the wife
de echtscheiding
the divorce
de economie
the economy
de eed
the oath
De eekhoorntjes sprongen tak op tak af.
The squirrels jumped from branch to branch.
de eend
the duck
De eend bekeek het eens.
The duck looked at it.
de eenden
the ducks
De eenden beten het, en de kippen pikten het, en de meid, die de beesten eten moest geven, schopte het.
The ducks bit it, and the chickens pinched it, and the girl who fed the beasts kicked it.
de eendenkooi
the duck cage
de eendjes
the ducklings
De eene pantoffel was niet weer te vinden, en de andere had een jongen opgeraapt en snelde er mee weg.
One slipper could not be found again, and the other a boy had picked and ran away with it.
de eenheid
the unity
de eenhoorn
the unicorn