Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (708) B (1115) C (199) D (3929) E (1459) F (203) G (919) H (2216) I (1315) J (284) K (764) L (464) M (718) N (387) O (796) P (523) Q (2) R (387) S (1095) T (1082) U (193) V (1253) W (1130) X (3) Y (88) Z (919)
Dutch Recording English Learn
dikke slingers van hulst en maretak
thick garlands of holly and mistletoe
dikte
thickness
diktes
thicknesses
dikwijls
often
diner dinner
dineren
to have dinner
ding
thing
dingen
things
dinsdag
Tuesday
Dinsdag begint grijs en regenachtig in het zuidoosten van het land.
Tuesday will start grey and rainy in the southeast of the country.
diploma
diploma
diploma-uitreiking graduation ceremony
diplomatieke
diplomatic
dipsaus
dips
direct
direct
directe direct
directeur
director (CEO)
directie
managing board
discotheken
discos
discussiëren
to discuss
distels
thistles
distributie
distribution
distributiecentra
distribution centers
Distributiecentra hebben voldoende voorraad.
Distribution centres have sufficient stock.
dit
this
dit akkoord wordt nageleefd
this agreement is observed
Dit bedrijf biedt gratis cursussen aan om uw professionele ontwikkeling te bevorderen.
This company offers free courses to further your professional development.
dit bevoorrechte leven
this privileged life
dit boek this book
Dit boek is rood. This book is red.
Dit brood is oud en taai geworden. This bread has become old and tough.
dit dorp, ik weet nog hoe het was
this village, I still know how it was
dit dorre, droge land, waar geen water is
this arid, dry land, where there is no water
dit geld
this money
Dit geneesmiddel heeft geen bijwerkingen.
This medicine has no side effects.
Dit huis heeft drie badkamers.
This house has three bathrooms.