Dutch-English Dictionary - V

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1114) C (198) D (3921) E (1456) F (203) G (918) H (2207) I (1314) J (284) K (764) L (465) M (718) N (386) O (794) P (523) Q (2) R (383) S (1093) T (1081) U (193) V (1252) W (1130) X (3) Y (88) Z (915)

Dutch	English	Learn
vertegenwoordiging	representation	Learn
vertekend	distorted	Learn
vertel	tell	Learn
Vertel me alsjeblieft wat ik moet doen.	Please tell me what to do.	Learn
vertel me iets	tell me something	Learn
Vertel me je naam.	Tell me your name.	Learn
Vertel me meer over jezelf.	Tell me more about yourself.	Learn
Vertel mij eens iets over jezelf.	Tell me something about yourself.	Learn
Vertel niemand dat ik hier ben.	Don’t let anyone know I’m here.	Learn
Vertel Tom waarom.	Tell Tom why.	Learn
verteld	told	Learn
vertelde	told (long form)	Learn
vertellen	to tell	Learn
vertering	digestion	Learn
vertoeven	to stay	Learn
vertraging	delay	Learn
vertragingen	delays	Learn
vertrek	depart	Learn
vertrekken	to check out	Learn
vertrekken	to leave	Learn
vertrekken	leave (verb)
vertrekt	leaves (verb)	Learn
vertrok	left	Learn
vertrokken	left	Learn
vertrouwd	familiar	Learn
vertrouwd zijn met	to be familiar with	Learn
Vertrouwd zijn met o.a. Java, Oracle, .NET, Scrum en mainframe is een pluspunt.	Being familiar with, amongst others, Java, Oracle, . NET, Scrum and mainframe is a plus point.	Learn
vertrouwen	trust	Learn
vertrouwt	trusts	Learn
vervaagd	faded	Learn
vervagen	to fade	Learn
verval	decay	Learn
vervaldatum	expiry date	Learn
vervang	replace	Learn
vervangen	to replace	Learn
vervangen	replacement	Learn