"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	London is a big city.	Londen is een grote stad.
	You’re a very rich person.	Je bent een erg rijk persoon.
	a space	een ruimte
	an old lady	een oude dame
	a new dress	een nieuwe jurk
	a career	een loopbaan
	up to half a day	tot zelfs een halve dag
	a long black snake	een lange, zwarte slang
	a driver’s license	een rijbewijs
	Have you found one?	Heb je er een gevonden?
	I need an umbrella.	Ik heb een paraplu nodig.
	Does your house have a basement?	Heeft jouw huis een kelder?
	to make a decision	een beslissing nemen
	It was a pleasure and have a good trip!	Graag gedaan en nog een goede reis!
	an annual report	een jaarverslag
	Tom brought Mary some juice.	Tom bracht Maria een beetje sap.
	“Well, that is also a great pleasure!”, said the hen	“Nu, dat is ook een heel plezier!” zei de kip.
	It was a princess who stood outside in front of the gate.	Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.
	a bank	een bank
	a third	een derde