Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	This plant is edible.	Deze plant is eetbaar.
	the weakest link	de zwakste schakel
	The sheep bleats loudly.	Het schaap blaat luid.
	an existing fact	een bestaand feit
	a huge gulp of cognac	een enorme slok cognac
	the appropriate channels	de geijkte kanalen
	You’re older than Tom.	Jij bent ouder dan Tom.
	every breeder knows that	elke fokker weet dat
	sparkling eyes	fonkelende ogen
	yawning and stretching	geeuwend en rekkend
	jerking and swaying	rukkend en zwiepend
	Do I sometimes look retarded?	Lijk ik soms achterlijk?
	a steaming cup	een dampende beker
	the bronze medal	de bronzen medaille
	to be discouraged	ontmoedigd zijn
	to be in a good mood	goedgezind zijn
	vaginal yeast infection	vaginale schimmel
	a holy anointing	een heilige zalving
	undesirable behaviour	ongewenst gedrag
	the current printers	de huidige printers