Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	His overcoat is worn out.	Zijn mantel is versleten.
	Tom writes beautifully.	Tom schrijft prachtig.
	She looked excited.	Zij leek opgewonden.
	I want to go there once more.	Ik wil daar nog een keer heen.
	a whole new momentum	een hele nieuwe schwung
	She is quite ill.	Ze is behoorlijk ziek.
	a big mistake	een grote vergissing
	the costs are reasonable	de kosten zijn redelijk
	has become worthless	waardeloos geworden
	It was a full moon yesterday.	Gisteren was het volle maan.
	I don’t like that store.	Ik vind de winkel niet leuk.
	the second floor	de tweede verdieping
	She got divorced last year.	Ze is vorig jaar gescheiden.
	The monster was not dead.	Het monster was niet dood.
	the new prison	de nieuwe gevangenis
	Her assertion is incorrect.	Haar bewering is onjuist.
	security guard	bewakingsassistent
	in close consultation with our customer	in nauw overleg met onze klant
	Can you recommend a good bar?	Kun je een goede bar aanbevelen?
	Am I that transparent?	Ben ik zo doorzichtig?