Understand spoken Dutch

Adjectives Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I know that they serve God with great devotion. Ik weet dat zij met veel toewijding God dienen.
Tom is throwing a party next Saturday. Tom geeft volgende week zaterdag een feestje.
Here an old woman lived with her cat and her chicken. Hier woonde een oude vrouw met haar kater en haar kip.
I need a toothbrush. Ik heb een tandenborstel nodig.
The confusion beggars belief. De verwarring tart iedere beschrijving.
There she sat, under the beautiful Christmas tree Daar zat zij nu onder de heerlijke Kerstboom
I know my daughter better than anybody else. Ik ken mijn dochter beter dan wie dan ook.
I wish you had called ahead. Ik wou dat je van tevoren had gebeld.
I know that I have to improve my Dutch. Ik weet dat ik mijn Nederlands moet verbeteren.
and then twenty more feather-down quilts on the mattresses en toen nog twintig donzen bedden op de matrassen
Do you shave with shaving cream or soap? Scheer je met scheerschuim of zeep?
A fool and his money are soon parted. Een dwaas en zijn geld worden snel gescheiden.
Let’s figure out a better way to do this. Laten we een betere manier verzinnen om dit te doen.
On Saturday evening he goes to his favorite pub. Op zaterdagavond gaat hij naar zijn favoriete kroeg.
I try to swim a kilometer a day. Ik doe mijn best een kilometer per dag te zwemmen.
Tom isn’t like other boys his age. Tom is niet zoals andere jongens van zijn leeftijd.
The exhibition was very interesting. De tentoonstelling was erg interessant.
This shoe polish gives a nice shine. Deze schoensmeer geeft een mooie glans.
a very strong field of participants een zeer sterk deelnemersveld
Can you recommend a restaurant with a good view? Kun je een restaurant aanbevelen met een goed uitzicht?