Understand spoken Dutch

Conjunctions Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
When will this bus arrive in Brussels? Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
Tom and Mary live in the same state. Tom en Mary wonen in dezelfde staat.
When will this train arrive in Brussels? Wanneer komt deze trein aan in Brussel?
Tom and I were born on the same day. Tom en ik zijn op dezelfde dag geboren.
Why do people keep making the same mistakes? Waarom maken mensen telkens dezelfde fouten?
I understand a little French, but I can’t speak it. Ik begrijp een beetje Frans, maar ik kan het niet spreken.
If you will be hard on yourself, life will be easy on you. Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
And she lit all the matches in the box, for she wished to keep her grandmother with her. En zij streek al de lucifers uit het doosje af, want zij wilde haar grootmoeder zo graag bij zich houden.
You can’t win if you don’t play. Je kan niet winnen als je niet speelt.
When do the shops open? Wanneer gaan de winkels open?
We were just being honest. We waren alleen maar eerlijk.
It was a pleasure and have a good trip! Graag gedaan en nog een goede reis!
I wonder whether Tom is honest. Ik vraag me af of Tom eerlijk is.
Tom has less clothes than Mary. Tom heeft minder kleding dan Mary.
Why are you drinking so much tonight? Waarom drink je zoveel vanavond?
But what did it see now in the clear water? Maar wat zag het nu in het heldere water?
Tom and Mary both have blue eyes. Tom en Mary hebben allebei blauwe ogen.
and drink some swamp water en wat moeraswater te drinken
He asked me whether I could do him a favour. Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
It was a princess who stood outside in front of the gate. Het was een prinses, die buiten voor de poort stond.