"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I bring	ik breng
	I am a cook.	Ik ben een kok.
	May I have some salt?	Mag ik wat zout?
	I’m behind him.	Ik sta achter hem.
	I have a fever.	Ik heb koorts.
	Yes, I understand you.	Ja, ik versta je.
	Can I kiss you?	Mag ik je kussen?
	What don’t I understand?	Wat versta ik niet?
	I take it apart.	Ik haal het uit elkaar.
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	I don’t like cooking.	Ik hou niet van koken.
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	I have a headache.	Ik heb hoofdpijn.
	I want to enjoy it.	Ik wil ervan genieten.
	I found the test difficult.	Ik vond de test lastig.
	I am shearing the sheep.	Ik scheer de schapen.
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	I have no future.	Ik heb geen toekomst.
	I’ll get you some coffee.	Ik haal wat koffie voor je.