Understand spoken Dutch

"I" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
My physics teacher doesn’t care if I skip classes. Het maakt mijn natuurkundeleraar niet uit als ik de lessen verzuim.
“No I don’t have them all yet; the biggest egg is still there; how long will it take before it hatches?” “Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”
“It stretches far beyond the other side of the trees, until the pastor’s garden; but I have never been there.” “Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”
I’ve made advancing gender equality a foreign policy priority. Ik heb het bevorderen van gendergelijkheid een prioriteit van het buitenlands beleid gemaakt.
“I have also been fooled like that and it caused me a lot of work with my young ones, because they were afraid of the water.” “Ik ben ook eens zo beetgenomen en had toen heel wat werk met mijn jongen, want zij waren bang voor het water!”
“I will still sit on it for a bit longer,” answered the duck; “I’ve sat on it for so long already, so I can sit on it for a few more days!” “Ik zal er toch nog een beetje op blijven zitten,” antwoordde de eend; “ik heb er nu al zo lang op gezeten, en dus kan ik er nog wel een paar dagen op zitten!”
I’m drooling. Ik kwijl.
I was surprised that the laws on home education in that country are very different compared to the laws in the United States. Ik verbaasde me erover dat de wetten over thuisonderwijs in dat land heel verschillend zijn in vergelijking met de wetten in de Verenigde Staten.
OK, I'll take it OK, ik neem het.
I play chess. Ik schaak.
I was skiing. Ik skiede.
I adore you. Ik aanbid u.
I called him. Ik belde hem.
I am Maria. Ik ben Maria.
I replace ik vervang
I’m freezing. Ik bevries.
I suspect ik vermoed
I want to make love. Ik wil vrijen.
I don’t wear a tie. Ik draag geen das.
I hold grudges. Ik koester wrok.