Nouns 4 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	two o’clock	twee uur
	the woman	de vrouw
	the head	het hoofd
	Are you home?	Ben je thuis?
	seventeen (17)	zeventien
	2 p.m.	14h
	It’s eight o’clock.	Het is acht uur.
	the old woman	de oude vrouw
	one hundred and seven (107)	honderdzeven
	seven hundred (700)	zevenhonderd
	an old woman	een oude vrouw
	twenty-seven (27)	zevenentwintig
	Where’s the head?	Waar is het hoofd?
	24 hours	24u
	from two o’clock to eight o’clock	van twee uur tot acht uur
	from three o’clock to five o’clock	van drie uur tot vijf uur
	five hundred and seven (507)	vijfhonderdzeven
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.