Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	parking places	parkeerplaatsen
	climate models	klimaatmodellen
	through a haze of rain	door een waas van regen
	the past years	de voorbije jaren
	Do you often wear a hat?	Draag je vaak een hoed?
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	Children like ice cream.	Kinderen houden van ijs.
	Water is strange stuff.	Water is vreemd spul.
	The bread is in the oven.	Het brood zit in de oven.
	wedding boat	huwelijksbootje
	I have a headache.	Ik heb hoofdpijn.
	Love can be blind.	Liefde kan blind zijn.
	Yanni is guilty.	Yanni is schuldig.
	their displeasure	hun ongenoegen
	Our bones are white.	Onze botten zijn wit.
	a commitment	een toezegging
	prisoners of war	krijgsgevangenen
	the advance tax payment; the withholding tax	de voorheffing
	conflict of interest	belangenconflict
	field of participants	deelnemersveld