Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the rental price	de huurprijs
	the prime minister	de eerste minister
	Can you recommend a bar?	Kun je een bar aanbevelen?
	the restaurants	de restaurants
	her husband	haar echtgenoot
	the beneficiary	de begunstigde
	the branches (parts of a business)	de vestigingen
	the farms	de boerderijen
	the shipping	de scheepvaart
	I found the test difficult.	Ik vond de test lastig.
	km/h	km/uur
	the presentation	de presentatie
	the library	de bibliotheek
	I am shearing the sheep.	Ik scheer de schapen.
	Tom has nowhere to go.	Tom kan nergens heen.
	suicide note	afscheidsbrief
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	Can you change some money?	Kan u geld wisselen?
	to have a headache	hoofdpijn hebben
	Tom drank more than Mary.	Tom dronk meer dan Mary.