Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She got divorced last year.	Ze is vorig jaar gescheiden.
	He looked for his keys.	Hij zocht zijn sleutels.
	The monster was not dead.	Het monster was niet dood.
	the new prison	de nieuwe gevangenis
	the prisons	de gevangenissen
	a magic potion	een toverdrank
	Her assertion is incorrect.	Haar bewering is onjuist.
	security guard	bewakingsassistent
	He lost his momentum.	Hij verloor zijn schwung.
	in close consultation with our customer	in nauw overleg met onze klant
	I’ll ask Tom tomorrow.	Ik zal het Tom morgen vragen.
	Can you recommend a good bar?	Kun je een goede bar aanbevelen?
	a door ajar	een deur op een kier
	the post office	het postkantoor
	There’s a hole in the ceiling.	Er is een gat in het plafond.
	His suit has a pinstripe.	Zijn pak heeft een krijtstreep.
	a chainsaw	een kettingzaag
	Where can I get money changed?	Waar kan ik geld wisselen?
	Tom snores pretty loudly.	Tom snurkt behoorlijk hard.
	that was a clue	dat was een aanwijzing