Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	speeding offenders	snelheidsovertreders
	Both claims are false.	Beide beweringen zijn onjuist.
	Leave her alone and stop complaining.	Laat haar met rust en stop met vitten.
	1,039,000,000 (one thousand and thirty-nine million)	duizend negenendertig miljoen
	The bus stops close to the library.	De bus stopt dicht bij de bibliotheek.
	Tom is still at his desk.	Tom zit nog steeds aan zijn bureau.
	a bit too obvious	een beetje erg doorzichtig
	life sciences	levenswetenschappen
	Are her parents divorced?	Zijn haar ouders gescheiden?
	a long coat with pinstripe	een lange mantel met krijtstreep
	She acted in the play.	Ze speelde in het toneelstuk.
	the toothbrush	de tandenborstel
	gives an estimate of the cost	geeft een schatting van de kost
	the mock battle	het schijngevecht
	Tom made the same mistake again.	Tom maakte opnieuw dezelfde fout.
	half a candy store	een halve snoepwinkel
	Why do you keep confusing them?	Waarom haal je ze telkens door elkaar?
	I’ll show you a few pictures.	Ik zal je een paar foto’s laten zien.
	This sentence is very interesting.	Deze zin is heel interessant.
	Yanni is interested.	Yanni is geïnteresseerd.