Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the environment	de omgeving
	the number two	de nummer twee
	We live on Earth.	We wonen op aarde.
	main course	hoofdgerecht
	two days later	twee dagen later
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	working environment	werkomgeving
	half an hour later	een half uur later
	telephone number	telefoonnummer
	Do you know Tom by any chance?	Ken je Tom toevallig?
	No, I don’t know the lesson.	Nee, ik ken de les niet.
	home environment	thuisomgeving
	Why isn’t Tom tired?	Waarom is Tom niet moe?
	to have an opinion	een mening hebben
	a different opinion	een andere mening
	Yanni has to work.	Yanni moet werken.
	I don’t eat meat and fish.	Ik eet geen vlees en vis.
	chocolate factory	chocoladefabriek
	It all went wrong.	Het ging allemaal fout.
	the consciousness	het bewustzijn