Particles 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m going to the shop.	Ik ga naar de winkel heen.
	the days	de dagen
	the telephone	de telefoon
	He opened the door.	Hij deed de deur open.
	Is there a telephone in the room?	Is er een telefoon in de kamer?
	Why didn’t you come by bus?	Waarom ben je niet met de bus gekomen?
	You’re the biggest.	Jij bent de grootste.
	Tom lives in the heart of the city.	Tom woont in het hart van de stad.
	It was the last evening of the year.	Het was de laatste avond van het jaar.
	the side	de kant
	The sun is up.	De zon is op.
	the trees	de bomen
	The cat was dead.	De kat was dood.
	the pain	de pijn
	the swans	de zwanen
	High five!	Geef me de vijf!
	I don’t like to live in the city.	Ik woon niet graag in de stad.
	the zoo	de dierentuin
	the last day of vacation	de laatste vakantiedag
	the corner	de hoek