Prepositions Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Ask the tomcat about it.	Vraag er de kater maar eens naar.
	He ordered me to stand up.	Hij gaf me het bevel om op te staan.
	What did she buy at the shop?	Wat heeft ze in de winkel gekocht?
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	My orders are to go with you.	Ik heb het bevel om samen met jou te gaan.
	I’d like to live on a farm.	Ik zou graag op een boerderij willen wonen.
	Heaven knows what there was in the bed!	De hemel mag weten, wat er in het bed geweest is!
	looking	op zoek
	tailor-made	op maat
	to let (long form)	te laten
	to find (long form)	te vinden
	to drive (long form)	te rijden
	to win (long form)	te winnen
	around the world	rond de wereld
	in the winter	in de winter
	For how many?	Voor hoeveel?
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	the number two in the world	de nummer twee van de wereld
	Tom bought this book for me.	Tom kocht dit boek voor ons.
	The police are looking for Tom.	De politie is op zoek naar Tom.