Pronouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I need an umbrella.	Ik heb een paraplu nodig.
	Tom said he wanted revenge.	Tom zei dat hij wraak wilde.
	Does your house have a basement?	Heeft jouw huis een kelder?
	I wasn’t born yesterday.	Ik ben heus niet van gisteren.
	How do I get to the centre?	Hoe kom ik bij het centrum?
	Tell me more about yourself.	Vertel me meer over jezelf.
	This is what he was looking for tonight.	Dit is wat hij zocht vanavond.
	I wasn’t expecting anyone.	Ik verwachtte niemand.
	I’ve been worried about you.	Ik heb me zorgen om je gemaakt.
	I found the building.	Ik heb het gebouw gevonden.
	You can’t win if you don’t play.	Je kan niet winnen als je niet speelt.
	I can’t drink wine anymore.	Ik kan geen wijn meer drinken.
	“Can you lay eggs?” she asked.	«Kun je eieren leggen?» vroeg zij.
	Don’t let anyone know I’m here.	Vertel niemand dat ik hier ben.
	We were just being honest.	We waren alleen maar eerlijk.
	I anticipated trouble.	Ik verwachtte problemen.
	Tom forgot his umbrella.	Tom is zijn paraplu vergeten.
	I wonder whether Tom is honest.	Ik vraag me af of Tom eerlijk is.
	I know it’s their good right	ik weet wel het is hun goeie recht
	Both of them are from Australia.	Ze zijn allebei van Australië.