"so" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	such a	zo’n
	so that	zodat
	so long	zolang
	if necessary	zo nodig
	such a thing	zoiets
	They are not so good at their job.	Ze zijn niet zo goed in hun werk.
	I’ll be back soon.	Ik ben zo terug.
	I’ll be right back.	Ik kom zo terug.
	And so they were as good as home.	En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
	Tom is almost as tall as me.	Tom is bijna zo lang als ik.
	And so the duckling went away	En zo ging het eendje dan heen
	Oh, good!	Mooi zo.
	She’s not as old as Mary.	Ze is niet zo oud als Mary.
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	They play so well.	Ze spelen zo goed.
	Tom isn’t as fat as I am.	Tom is niet zo dik als ik.
	I’m not as old as you, of course.	Uiteraard ben ik niet zo oud als jij.
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
	Look! Like this!	Zie eens! Zo!
	Everyone wants to pay as little as possible.	Iedereen wil zo weinig mogelijk betalen.