"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the concert	het concert
	the decency	het fatsoen
	the baseball	het honkbal
	the message	het bericht
	the last part	het laatste deel
	The frame is red.	Het kader is rood.
	the past	het verleden
	the end of the day	het eind van de dag
	the gender	het geslacht
	the creature	het schepsel
	the smallest	het kleinste
	the dark forest	het donkere bos
	the program	het programma
	The balcony is small.	Het balkon is klein.
	The frame is made of wood.	Het kader is van hout.
	at the beginning of the year	in het begin van het jaar
	The speech was boring.	Het betoog was saai.
	the painting	het schilderij
	the pear juice	het perensap
	Tom fell off the balcony.	Tom viel van het balkon.