"the (neutral)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the forest	het bos
	the point	het punt
	the park	het park
	the meat	het vlees
	the right	het recht
	the beast	het beest
	the behaviour	het gedrag
	The poor beast!	Het arme beest!
	to go to the park	naar het park gaan
	the education	het onderwijs
	Can we sit by the window?	Kunnen we aan het raam zitten?
	The poor duckling had it very bad already.	Het arme eendje had het al heel slecht.
	the team	het team
	the building	het gebouw
	the swamp	het moeras
	the project	het project
	the company	het bedrijf
	the problem	het probleem
	It depends on the company.	Het hangt van het bedrijf af.
	Your team is better than ours.	Jouw team is beter dan het onze.