"the" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We must abide by the law.	We moeten de wet naleven.
	mopping the kitchen floor	de keukenvloer dweilen
	Lit up by the blazing sun, there stood an old castle, that was surrounded by a deep canal, and from the wall to the water thick brushwood was growing.	Door de glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van de muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout.
	They rode together on the tandem.	Ze reden samen op de tandem.
	I liked the French course.	De cursus Frans beviel me.
	The blacksmith pumps the bellows.	De smid blaast de blaasbalg op.
	The sheep follows the shepherd.	Het schaap volgt de herder.
	The dog is chewing a bone.	De hond knaagt aan een bot.
	the set deadlines	de gestelde deadlines
	the Ukrainian border	de Oekraïense grens
	She quit the company.	Ze heeft de firma verlaten.
	the leg (of a competition)	de heenwedstrijd
	then we target the women	dan mikken we op de vrouwen
	the greenhouses	de kruidenkassen
	the immaculate kitchen	de smetteloze keuken
	the mushrooms	de paddenstoelen
	the accomplice	de medeplichtige
	You must swear on the Bible.	Je moet zweren op de Bijbel.
	“The other ducklings look very sweet,“ said the old duck; “make yourself at home, and if you find an eel head, you can bring it to me.“	“De andere eendjes zien er allerliefst uit,” zei de oude eend; “doe maar, alsof je thuis waart, en als je een palingkop vindt, dan kun je die wel aan mij brengen.”
	the detainees	de gedetineerden