"there" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	in it	erin
	Tom isn’t there.	Tom is er niet.
	She’s not there.	Ze is er niet.
	How it looked like now	Wat zag het er nu uit
	Are they still here?	Zijn ze er nog?
	once upon a time	er was eens
	What is there to do?	Wat is er te doen?
	There was a lot to do.	Er was veel te doen.
	I have one.	Ik heb er één.
	They already have one.	Ze hebben er al een.
	to do something about it	om er iets aan te doen
	There is no one.	Er is niemand.
	No one’s home.	Er is niemand thuis.
	Does it have a bathroom?	Is er een badkamer?
	Is there a bathroom in the room?	Is er een badkamer in de kamer?
	Who else is going with us?	Wie gaat er nog meer met ons mee?
	What’s up?	Wat is er aan de hand?
	And so they were as good as home.	En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
	We will be there.	Wij zullen er zijn.
	But that doesn’t matter!	Maar dat doet er niet toe!