"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	My oldest son’s name is Tom.	De naam van mijn oudste zoon is Tom.
	Tom changed his mind.	Tom veranderde van gedachte.
	Tom took his own life.	Tom heeft zelfmoord gepleegd.
	I hope Tom doesn’t think that we hate him.	Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
	Tom makes more money than his parents.	Tom verdient meer dan zijn ouders.
	Tom was attacked by a lion.	Tom werd aangevallen door een leeuw.
	Tom has an evil twin brother.	Tom heeft een kwaadaardige tweelingbroer.
	This is the kind of music that Tom likes to listen to.	Dit soort muziek vindt Tom fijn om naar te luisteren.
	I forgot that today was Tom’s birthday.	Ik was vergeten dat het Tom zijn verjaardag was vandaag.
	Tom and Mary put their drinks down and started kissing each other.	Tom en Mary zetten hun drankjes neer en begonnen elkaar te kussen.
	Tom told me that I was wasting my time.	Tom zei me dat ik mijn tijd aan het verspillen was.
	Tom is tall and skinny.	Tom is lang en dun.
	Tom believed you.	Tom geloofde je.
	Tom sneezed violently.	Tom niesde heftig.
	Tom ate a salad.	Tom at een slaatje.
	Tom was homesick.	Tom kreeg heimwee.
	Tom snacks all day.	Tom snoept de hele dag.
	Tom never drinks vodka.	Tom drinkt nooit wodka.
	Tom and Mary both lied.	Tom en Mary logen allebei.
	Tom said he thought I was lazy.	Tom zei dat hij dacht dat ik lui was.