"Tom (boy’s name)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom never has a pencil with him.	Tom heeft nooit een potlood bij zich.
	Tom passed away three years ago.	Tom is drie jaar geleden overleden.
	Do you know what Tom’s favorite drink is?	Weet jij wat Tom zijn favoriete drankje is?
	Tom bought himself a new guitar for Christmas.	Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.
	Tom wasn’t satisfied with Mary’s answer.	Tom was niet tevreden met het antwoord van Mary.
	Tom drinks at least three cups of coffee every day.	Tom drinkt minstens drie kopjes koffie per dag.
	Tom is quite sharp, isn’t he?	Tom is behoorlijk scherpzinnig, nietwaar?
	Tom went to church with his parents every Sunday.	Tom ging iedere zondag met zijn ouders naar de kerk.
	We all thought Tom was having a heart attack.	We dachten allemaal dat Tom een hartaanval kreeg.
	Mary has not yet replied to Tom’s letter.	Mary heeft nog niet geantwoord op Tom zijn brief.
	Tom’s my cousin.	Tom is mijn neef.
	Tom barely ate anything.	Tom at amper iets.
	Tom doesn’t watch TV.	Tom kijkt geen tv.
	Tom confessed.	Tom heeft bekend.
	Tom caught a large fish.	Tom ving een grote vis.
	Tom struggled frantically.	Tom worstelde heftig.
	I know Tom is a butcher.	Ik weet dat Tom een slager is.
	Tom also likes to play the flute.	Tom speelt ook graag de fluit.
	Tom spent the night in the woods.	Tom bracht de nacht door in het woud.
	Tom bought a watermelon.	Tom kocht een watermeloen.