Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I can’t remember your name. Ik kan me je naam niet herinneren.
I knew you’d mess things up. Ik wist dat je het ging verprutsen.
All sorts of people live in Tokyo. In Tokio wonen allerlei soorten mensen.
I don’t want to be forced to turn on my webcam. Ik wil niet gedwongen worden om mijn webcam aan te zetten.
We want to renovate the bedroom. Wij willen de slaapkamer renoveren.
Yanni wanted to speak with a detective. Yanni wou met een detective spreken.
I’ll give you a demonstration. Ik zal je een demonstratie geven.
I have to take the chance. Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I can’t emphasize it enough. Ik kan het niet genoeg benadrukken.
There it lay down quite exhausted Daar bleef het geheel uitgeput liggen.
Do you accept American dollars? Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
Do we get a reward if we find him? Krijgen we een beloning als we hem vinden?
They are trying to drive a wedge between you and us. Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.
Can I charge my phone anywhere around here? Kan ik mijn telefoon hier ergens opladen?
Avoid distraction while studying. Vermijd afleiding tijdens het studeren.
Cows and horses stand in the meadow in the summer. Koeien en paarden staan ’s zomers in de wei.
Would you like to join us and become a migratory bird? Wil je met ons meegaan en trekvogel worden?
Traitors will be deported. Verraders zullen gedeporteerd worden.
I cannot distinguish a frog from a toad. Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
An earthquake can happen at any time. Een aardbeving kan elk moment gebeuren.