Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
I don’t want to lose my customers. Ik wil mijn klanten niet verliezen.
He must be aware of the danger. Hij moet zich bewust zijn van het gevaar.
Put the book back where you found it. Leg het boek terug waar je het gevonden hebt.
I’m making tea. Ik ben thee aan het zetten.
I know Tom is a very bad driver. Ik weet dat Tom een slechte chauffeur is.
Whenever I see this, I remember him. Telkens als ik dit zie moet ik aan hem denken.
I want to know who paid for this. Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.
He walked to the castle with great strides. Hij liep met grote passen naar het kasteel.
I have a hole in my jeans. Ik heb een gat in mijn spijkerbroek.
I haven’t slept almost all night! Ik heb bijna de hele nacht geen oog dichtgedaan!
I would like to draw your attention to this. Hierop wil ik graag je aandacht vestigen.
How often do you drink herbal tea? Hoe vaak drink je kruidenthee?
I became a member of the club ten years ago. Ik ben tien jaar geleden lid van de club geworden.
and, see, she has a red patch on her leg en, zie je wel, zij heeft een rood lapje om haar poot
I got beaten up. Ik ben in elkaar geslagen.
at home I still have a postcard thuis heb ik nog een ansichtkaart
To what extent do you agree with the following statements? In welke mate ga je akkoord met volgende beweringen?
Keep your decency and bow to the old duck that you see there. Houdt je fatsoen en maak een buiging voor de oude eend, die je daar ziet.
“Listen, companion!” they said; “You are so ugly that you fit well with us.” “Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”
I think it wouldn’t be too hard to come up with a better system. Ik denk niet dat het al te moeilijk is een beter systeem te verzinnen.