Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 2nd person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
You can do whatever you want to do, of course. Uiteraard kan je doen wat je maar wilt.
I’ll show you a few pictures. Ik zal je een paar foto’s laten zien.
Why do you always keep complaining? Waarom blijf je altijd maar vitten?
He will always have that scar. Dat litteken zal hij altijd houden.
The washing machine is in the utility room. In de bijkeuken staat de wasmachine.
What should I do if my wife snores? Wat moet ik doen als mijn vrouw snurkt?
Is that supposed to be a question? Moet dat een vraag voorstellen?
She always tries to help others. Zij tracht altijd de anderen te helpen.
What are you interested in? Waar bent u in geïnteresseerd?
The guardian looks after the interests of the child. De voogd zorgt voor de belangen van het kind.
Try to be patient with others. Tracht geduld op te brengen met anderen.
Life is short, you have to enjoy it! Het leven is kort, je moet er van genieten.
You are all together, right? Je bent toch allemaal wel bij elkaar?
She can’t resist complaining. Ze kan het niet laten om te vitten.
when you need to speak French wanneer er Frans gesproken moet worden
Lock the door before you leave. Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.
Can you recommend a good play? Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?
Did you manage to get a hold of Tom? Heb je Tom te pakken kunnen krijgen?
Why didn’t you phone before coming? Waarom heb je niet gebeld vooraleer te komen?
Did you lose consciousness after the accident? Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?