Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He’s a member of the golf club.	Hij is lid van de golfclub.
	Tom is a wizard.	Tom is een tovenaar.
	America is beautiful.	Amerika is prachtig.
	How much time will that take?	Hoe lang gaat dat duren?
	Are you expecting anybody?	Verwacht je iemand?
	He is so young and looks so beautiful!	Hij is zo jong en ziet er zo prachtig uit!
	I understand that he’s angry.	Ik begrijp dat hij boos is.
	This fits within the frame.	Dit past binnen het kader.
	She is expecting a child.	Ze verwacht een kind.
	The cow is drinking from the water trough.	De koe drinkt uit de watertrog.
	I hope it is not a drake!	Als het maar geen woerd is!
	Yanni always thinks big.	Yanni denkt altijd groot.
	That doesn’t change a thing.	Dat verandert niets.
	Let me explain.	Laat me het uitleggen.
	it has not changed	het is niet veranderd
	What does that word mean?	Wat betekent dat woord?
	The train is arriving soon.	De trein is in aantocht.
	Tom is a little angry at Mary.	Tom is een beetje boos op Mary.
	Who built your house?	Wie heeft je huis gebouwd?
	This is a picture of my school.	Dit is een foto van mijn school.