Verbs (simple past) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I anticipated trouble.	Ik verwachtte problemen.
	Tom brought Mary some juice.	Tom bracht Maria een beetje sap.
	I heard him speak English often.	Ik hoorde hem vaak Engels spreken.
	He asked me whether I could do him a favour.	Hij vroeg me of ik hem een plezier kon doen.
	we ran	wij liepen
	Tom got bit.	Tom werd gebeten.
	She was wearing a turban.	Ze droeg een tulband.
	She bit him.	Ze heeft hem gebeten.
	ran to their parents	liepen naar hun ouders toe
	I wish we could help.	Ik wou dat we konden helpen.
	He gave me an example.	Hij gaf me een voorbeeld.
	Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.	Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
	We went to the park to play baseball.	We gingen naar het park om te honkballen.
	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
	when we started	toen we begonnen
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	They never showed up.	Ze kwamen niet opdagen.
	thought the old queen	dacht de oude koningin
	Some people danced.	Sommige mensen dansten.
	They came to an arrangement.	Ze kwamen tot een schikking.