"we" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We have no one to help us.	We hebben niemand om ons te helpen.
	We are under his command.	We staan onder zijn bevel.
	Are you sure we have enough money?	Weet je zeker dat we genoeg geld hebben?
	We can’t find Tom.	We kunnen Tom niet vinden.
	I’m sure we’re going to win.	Ik weet zeker dat we zullen winnen.
	We’re going to a restaurant in town.	We gaan naar een restaurant in de stad.
	Let’s play.	Laten we spelen.
	Shall we play together?	Zullen we samen spelen?
	We need to sell our farm.	We moeten onze boerderij verkopen.
	We live on Earth.	We wonen op aarde.
	We are lost.	We zijn verdwaald.
	We’ve already learned a lot.	We hebben al veel geleerd.
	Why don’t we go to Australia with Tom?	Waarom gaan we niet naar Australië met Tom?
	We’re not alone.	We zijn niet alleen.
	We’re glad you were able to come.	We zijn blij dat je kon komen.
	We went shopping together.	We gingen samen winkelen.
	We can go shopping later.	We kunnen later gaan winkelen.
	We have an understanding.	We hebben een overeenkomst.
	We have to leave now if we want to get home before dark.	Wanneer we voor het donker thuis willen zijn, dan moeten we nu op pad gaan.
	We’re not crazy.	We zijn niet gek.