"we" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	We can’t fail again.	We kunnen niet weer falen.
	Where do we know each other from?	Waar kennen we elkaar van?
	We have to wait for Tom.	We moeten op Tom wachten.
	Let’s play baseball.	Laten we honkballen.
	I wish we could help.	Ik wou dat we konden helpen.
	How long do we have to wait here?	Hoe lang moeten we hier wachten?
	We happened to be on the same train.	We zaten toevallig in dezelfde trein.
	We must tell everybody what happened.	We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
	We went to the park to play baseball.	We gingen naar het park om te honkballen.
	We need paint.	We hebben verf nodig.
	We did everything together.	We deden alles samen.
	when we started	toen we begonnen
	Do we have enough flour?	Hebben we genoeg meel?
	We sell fresh meat.	We verkopen vers vlees.
	We were in love.	We waren verliefd.
	Who should we believe?	Wie moeten we geloven?
	We can change.	We kunnen veranderen.
	Why don’t we give Tom a chance?	Waarom geven we Tom geen kans?
	We have to start at once.	We moeten meteen beginnen.
	We’ve got to start somewhere.	We moeten ergens beginnen.