"you (formal)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	How do you like this town?	Hoe bevalt deze stad u?
	I was waiting for you.	Ik verwachtte u.
	Where are you taking me?	Waar brengt u me heen?
	You can’t be afraid to fail.	U kunt niet bang zijn om te falen.
	What’s your name? (formal)	Hoe heet u?
	Where are you from? (formal)	Waar komt u vandaan?
	You can’t give me orders.	U kunt me geen enkel bevel geven.
	Can you walk?	Kunt u stappen?
	Do you have this in my size?	Heeft u dit in mijn maat?
	Do you have an appointment?	Heeft u een afspraak?
	thank you	dank u wel
	Do you have a safe?	Heeft u een kluis?
	Would you like coffee or tea?	Wilt u koffie of thee?
	Do you have any rooms available?	Heeft u kamers vrij?
	Can you change some money?	Kan u geld wisselen?
	Whenever I think of you, I thank God.	Telkens als ik aan u denk, dank ik God.
	I am very disappointed in you.	Ik ben erg teleurgesteld in u.
	What are you interested in?	Waar bent u in geïnteresseerd?
	Can you recommend a good play?	Kunt u een goed toneelstuk aanbevelen?
	Did you lose consciousness after the accident?	Heeft u het bewustzijn verloren na het ongeluk?