Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (709) B (1114) C (199) D (3923) E (1459) F (204) G (918) H (2212) I (1314) J (284) K (764) L (464) M (718) N (387) O (795) P (523) Q (2) R (384) S (1093) T (1082) U (193) V (1253) W (1129) X (3) Y (88) Z (917)
Dutch Recording English Learn
de oplossingen
the solutions
de opluchting
the relief
de opmaak
the layout; the mock-up
de opmars
the advance
de opname
the recording
de opnames
the recordings
de oprichting
the establishment
De opschudding in het parlement duurde uren. The uproar in parliament lasted for hours.
De opschudding over de nieuwe wet was enorm. The uproar over the new law was enormous.
de opslag
the storage
de opslag is vol the storage is full
de opslagruimte
the storage area
de opsluiting
the incarceration
de opstart
the startup
de opsteker
the boost
de optimist
the optimist
de opvang
the daycare
de opvattingen
the views
de opvoeding
the education
de opvolging
the succession
de opwinding
the excitement
de opzegging
the termination
de opziener
the supervisor
de oren
the ears
de organisatie
the organisation
de organisaties
the organizations
de orkaan
the hurricane
De ossen grazen in het groene weiland.
The oxen graze in the green pasture.
de oude bejaarde man
the elderly old man
De oude dame werd liefdevol bejegend door haar familie.
The old lady was treated lovingly by her family.
De oude koets stond naast het kasteel.
The old carriage stood next to the castle.
De oude man zat op het bankje, neuriënd van tevredenheid.
The old man sat on the bench, humming with contentment.
De oude nederzetting is verlaten.
The old settlement is abandoned.
De oude schuur dient als beschutting voor de dieren.
The old barn serves as shelter for the animals.
de oude tovenaar
the old wizard
De oude vrouw doet aan waarzeggerij met kristallen bollen.
The old woman practices divination with crystal balls.