Understand spoken Dutch

Dutch-English Dictionary - D

0 (1) 1 (9) 2 (3) A (708) B (1115) C (199) D (3929) E (1459) F (203) G (920) H (2217) I (1315) J (284) K (764) L (464) M (717) N (387) O (796) P (524) Q (2) R (388) S (1095) T (1082) U (193) V (1251) W (1130) X (3) Y (88) Z (921)
Dutch Recording English Learn
de wandklok
the wall clock
de wang
the cheek
de wangen
the cheeks
de warme kachel
the warm stove
de warmte
the warmth
De warmte verandert water in stoom.
Heat turns water into steam.
de was
the laundry
de was doen
to do the laundry
de wasbak
the sink
de wasmachine
the washing machine
De wasmachine heeft verschillende programma’s.
The washing machine has several programs.
de wasmand
the laundry basket
de wasserette
the launderette
de waterkers
the watercress
de waterkoker
the kettle
de watermeloen
the watermelon
de watertrog
the water trough
de waterval
the waterfall
de WC
the toilet
de website
the website
de websites
the websites
de wedde
the salary
de wederopstanding
the resurrection
de wedstrijd
the contest
De wedstrijd werd gewonnen door een schitterende voorzet.
The match was won by a brilliant cross.
de week
the week
de weergave
the display
de weergoden
the weather gods
de weerslag
the impact
De weersverwachtingen zijn ongunstig.
The weather forecast is unfavourable.
de weg
the road
De weg naar de vernietiging is breed.
The road to destruction is wide.
De weg was geblokkeerd door een kettingbotsing.
The road was blocked due to a pile-up.
De weg was volledig versperd.
The road was completely blocked.
de wegen
the roads
de weglating
the omission