Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a little	een beetje
	a bit	een beetje
	a little money	een beetje geld
	with real people	met echte mensen
	He opened the door.	Hij deed de deur open.
	You are gorgeous.	Je bent prachtig.
	Mary is gorgeous.	Maria is prachtig.
	They’re lovely.	Zij zijn prachtig.
	That isn’t difficult.	Dat is niet moeilijk.
	a little more please	een beetje meer alstublieft
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	Even if I wanted to, I couldn’t do that.	Zelfs als ik het zou willen, zou ik dat niet kunnen doen.
	half full	halfvol
	red wine	rode wijn
	a red wine	een rode wijn
	an old table	een oude tafel
	sixty-six (66)	zesenzestig
	sixty-one (61)	eenenzestig
	sixty-two (62)	tweeënzestig
	sixty-three (63)	drieënzestig