Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I don’t have any money.	Ik heb geen geld.
	Where is his father?	Waar is zijn vader?
	Yanni has no money.	Yanni heeft geen geld.
	How is your dad?	Hoe gaat het met je vader?
	I knew you’d come.	Ik wist wel dat je zou komen.
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	Where are my parents?	Waar zijn mijn ouders?
	a very large head	een heel groot hoofd
	to be well off	goed af zijn
	I’ll come back.	Ik kom terug.
	I’ll be right back.	Ik kom zo terug.
	There it revived.	Daar kwam het weer bij.
	Why don’t you come?	Waarom kom je niet?
	What else does Tom want?	Wat wil Tom nog meer?
	When do you return home?	Wanneer kom je terug naar huis?
	Yanni knew what he had to do.	Yanni wist wat hij moest doen.
	She didn’t know what she could do here.	Ze wist niet wat ze hier zou kunnen doen.
	Eat something.	Eet iets.
	on the way	onderweg
	I will accompany you.	Ik ga met u mee.