Adverbs Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	She laughed mockingly.	Ze lachte spottend.
	I take it apart.	Ik haal het uit elkaar.
	It was delicious.	Het was heel lekker.
	Even I can sing.	Zelfs ik kan zingen.
	Where’s the mirror?	Waar is de spiegel?
	We sometimes make mistakes.	We maken soms fouten.
	There’s a hole in my coat.	Er zit een gat in mijn jas.
	Do you often wear a hat?	Draag je vaak een hoed?
	I did not have time.	Ik heb geen tijd gehad.
	No, I don’t understand you.	Nee, ik versta je niet.
	Don’t talk to her right now.	Praat nu niet met haar.
	I want to enjoy it.	Ik wil ervan genieten.
	Today I’m staying at home.	Ik blijf vandaag thuis.
	Tom drank more than Mary.	Tom dronk meer dan Mary.
	They don’t like me.	Ze vinden me niet leuk.
	closely with	nauw samen met
	A raven is as black as coal.	Een raaf is zwart als kool.
	I have no future.	Ik heb geen toekomst.
	Tom eats more bacon than Mary.	Tom eet meer spek dan Mary.
	All together!	Alles bij elkaar!